donderdag 6 maart 2014

Voedseldemocratie

De maand februari is om gevlogen. Met vele bijeenkomsten en vergaderingen en een aantal buitenlandse bezoeken. Er waren vergaderingen over het vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS, een gesprek over ZuivelNL  en ik nam deel aan een symposium in Wageningen met de titel “Voedsel Anders”.

Het programma en het thema ‘Voedsel Anders’ sprak veel mensen zo aan dat er een run op het symposium ontstond. Zo zeer zelfs dat moest worden besloten tot een vroegtijdige ‘bezoekersstop’. Meer dan 800 mensen, waaronder veel jongeren, meldden zich aan waarvan de meesten op 2 dagen deelnamen. Er kan van een zeer geslaagd symposium worden gesproken met interessante hoofdsprekers die voedseldemocratie hoog op de agenda hadden. Op internet kunt u de sprekers - waaronder VN hoogleraar en speciale rapporteur van de Verenigde Naties over het recht op voedsel, Olivier de Schutter - alsnog, veelal in het Engels, bekijken en beluisteren. Met zijn lezing wees hij de aanwezigen op de complexiteit van het wereldvoedselprobleem, mogelijke oplossingen, de eigen verantwoordelijkheid van burgers en de noodzaak tot voedseldemocratie: het recht om zelf je voedsel te verbouwen. Een noodzakelijk recht dat naar mijn mening door de huidige Westerse beleidsmakers wordt genegeerd. Op een vraag van één van de aanwezigen aan Olivier de Schutter, hoe boeren het beste en het meest direct kunnen worden geholpen, gaf hij een antwoord waar ik erg blij mee was: boeren hebben ten eerste een goede opbrengstprijs nodig die de kosten dekt. Boeren investeren het geld dat ze verdienen direct terug in hun bedrijf en stimuleren daarmee de plattelandseconomie waardoor de gehele gemeenschap op een hoger plan wordt geholpen, vervolgde hij. Deze visie omvat in een paar woorden de DDB- en EMB-visie.

Februari was ook de maand van de nodige ‘airmiles’: niet in de laatste plaats omdat respectievelijk een geannuleerde en een verlate vlucht er voor zorgden dat ik Europa zowat van Noord tot Zuid heb overgevlogen met veel onvoorziene tussenstops. Efficiëntie en betrouwbaarheid is in die sector allang niet meer een gegeven!Half februari bezocht ik samen met EMB-bestuurscollega’s Romuald Schaber en Erwin Schöpkes onze Poolse collega’s van PFHBiPM in Warschau. Zij waren al een aantal keren aanwezig geweest op EMB ledenvergaderingen als gast. Polen heeft melkveebedrijven variërend van 1 koe tot meer dan duizend. De kleinste bedrijven tellen niet mee voor het melkquotum  dat ongeveer even groot als het Nederlandse melkquotum is, maar zetten hun melk in de directe omgeving af. De Poolse melkveehouders maken zich zorgen over hun toekomst: een EU zuivelbeleid dat er vanuit gaat dat “one size fits all” oftewel één norm waar alle bedrijven in moet passen, past niet bij het grootste deel van Europa en zeker niet bij Polen. 

In Noorwegen deelt men deze mening. Daar reisde ik een week later naar toe samen met EMB bestuurder John Comer om met onze Noorse collega’s van Bondelaget en een vertegenwoordiger van TINE te praten over o.a. hun systeem en de toekomst van de melkveehouderij in Europa. De Noorse landbouw in het algemeen is voor de meeste Europese boeren een ver-van-mijn-bed-show: Noorwegen zit niet in de EU (aldus een referendum wil inmiddels het overgrote deel van de Noren geen lid worden van de EU) en heeft een landbouwbeleid dat op zichzelf staat maar wel verdragen heeft met de EU over import en export. Noorwegen heeft 11.000 melkveehouders die gemiddeld rond de 25 koeien melken, slechts 200 bedrijven melken meer dan 70 koeien.    De Noorse melkveehouders hebben een melkquotum en hun coöperaties onderhandelen ieder jaar over de maximale melkprijs met de overheid. Ze hebben een tot in de puntjes uitgewerkt reguleringssysteem dat o.a. door de coöperatie TINE wordt gemanaged. Binnen hun systeem worden de kosten voor de productie van melk meegenomen en wordt de hoeveelheid melk die kan worden geleverd ook continue gemonitoord. Het systeem toont aan dat je met een goed managementsysteem de markt stabiel houdt waar vervolgens de maatschappij, de melkveehouders,  de zuivelindustrie en de consumenten van profiteren. Met de komst van de nieuwe  landbouwminister uit rechtse hoek, vreest Bondelaget echter voor de toekomst van hun systeem. Binnenkort starten zij hun onderhandelingen met de overheid weer.

Zowel de Poolse als de Noorse belangenorganisaties hebben veel raakvlakken met de EMB. Niet alleen over de noodzaak van een marktmanagement systeem om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, maar ook over de gevolgen van een eventueel vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS dat ons door veel politici en multinationals wordt voorgespiegeld als een win-win situatie (precies zoals ons de euro in de maag werd gesplitst: met veel retoriek maar slecht uitgewerkt en ondoordacht). Maar dat is een onderwerp waar ik me voor de EMB volgende week weer mee ga bezighouden. Voor deze week staan de EMB bestuursvergadering en de Advisory Group on Milk eerst nog op de agenda.

Sieta van Keimpema, voorzitter