dinsdag 17 oktober 2017

Waarom Nederland niet zonder zuivel kan

Koeien en zuivel horen bij Nederland zoals windmolens, klompen en tulpen. Ze zijn deel van onze historie en we kunnen niet meer zonder. Economisch niet, cultureel niet en ook voor wat betreft ons landschap en onze natuur. Als het gaat om milieuproblemen, dan is de koe niet de oorzaak, maar juist een deel van de oplossing. 

Je leest het allemaal in deze uitgave. En je kon het horen tijdens het symposium op 12 oktober. Het verlag kun je hier nalezen:

Verslag Symposium ‘De Superkoe’
12 oktober 2017
De Meeuwenhoeve Lelystad

 

Dagvoorzitter: Aart van Cooten (AvC)

Sprekers:
Aad Vernooij, historicus, auteur en oud-medewerker NZO (AV)
Cor Pierik, CBS (CP)
Geesje Rotgers, V-focus (GR)
Jan Dirk van de Voort, Remeker Kaas (JvdV)
Agnes van den Pol-van Dasselaar, lector Beweiding aan de Aeres Hogeschool Dronten en onderzoeker bij Wageningen Livestock Research (AvdP)
Henk Flipsen, Nevedi (HF)

AvC opent het symposium met een vraaggesprek met voorzitter Sieta van Keimpema (SvK). Zij ligt toe dat de DDB is opgericht met het doel een kostendekkende prijs voor melkveehouders te bereiken. De DDB stond ook aan de wieg van de European Milk Board, waar inmiddels 27 organisaties uit 23 landen lid van zijn. Samen hebben DDB en de EMB de European Milk Market Observatory opgericht.

AvC: Wat staat er op nummer 1 van jullie actielijst?

SvK: We streven ernaar dat in het GLB een artikel wordt opgenomen dat het mogelijk wordt extra instrumenten in te voeren zodat boeren een kostendekkende prijs kunnen krijgen.

Daarnaast begeleiden we onze leden op het juridische pad voor wat betreft het fosfaatdossier.

AvC: Je bent natuurlijk dolgelukkig met het nieuwe kabinet waarin waarschijnlijk weer een minister van Landbouw komt.

SvK: Nou nee. Landbouw dreigt toch weer onder EZ te vallen. Maar als er toch een ministerie van Landbouw komt, dan lijkt het me een taak dat daar alle informatie over de landbouw die bij de verschillende ministeries binnenkomt geclusterd wordt. Zodat er een gezamenlijk en helder standpunt naar Brussel gaat.

AvC: Vandaag houden we het symposium ‘De Superkoe’. Vanwaar die naam?

SvK: We zitten als melkveehouders momenteel op de schopstoel. Maar als je eerlijk bekijkt wat we verbruiken en wat we bijdragen aan de economie maar ook de ecologie – als je ziet dat we meer CO2vastleggen dan verbruiken… De melkveehouderij is een sector die veel toegevoegde waarde levert. Dat mogen we best delen.

AvC: Kun je zo slecht tegen kritiek?

SvK: De kritiek moet wel terecht zijn. We willen best duurzaam produceren, maar duurzaamheid is meer dan alleen dingen van bovenaf opleggen. Niet alleen de sector, de hele keten tot en met de consument heeft een eigen verantwoordelijkheid.

Om de sector ook van een positieve kant te belichten hebben we deze notitie samengesteld. Een gefundeerde notitie met 51 noten. Deze komt ook op internet en op onze website.

AvC: En gaat er ook een exemplaar naar het ministerie?

SvK: Absoluut. En misschien wordt deze nog vertaald.
Het gaat erom dat boeren de beste ambassadeur zijn van hun eigen sector. Met deze notitie reiken we hen argumenten aan om de discussie met de burger aan te gaan. Na afloop krijgt iedereen er een mee.

AvC stelt de sprekers van het ochtendgedeelte voor met een kort vraaggesprek.

AvC vraagt aan Jan Dirk van de Voort:  Samen met je vrouw werd je vorig jaar uitverkoren tot Agrarisch Ondernemer van het Jaar. Heeft dat wat opgeleverd?

JvdV: Ik heb wel meer aandacht gekregen. Vooral ook van het publiek. Ik heb me kunnen presenteren als een echte boer. De basis is de grond.

AvC vraagt aan Geesje Rotgers: Het ammoniakdossier is ontzettend ingewikkelde materie. Waarom heb je je er zo in vastgebeten?

GR: Ik heb het inmiddels losgelaten. Ben nu met nieuwe studie bezig. Ik onderzoek nu ook fosfaat, water, stikstof en doe ook onderzoek in de richting van broeikasgassen. Dus ik ga vandaag niet weer hetzelfde vertellen.

AvC vraagt aan Cor Pierik: Welk bericht van jou heeft veel impact teweeggebracht?

CP: Dat was een tweet over de ontwikkeling van de melkprijs en de prijs die de consument betaalt. Een onschuldig tweetje over de prijs van de afgelopen 20 jaar. Normaal krijg ik drie of zes retweets, maar deze ging viraal. Uiteindelijk heeft Dijkgraaf van de SGP er kamervragen over gesteld en werk ik door EZ gebeld met de vraag of ik die cijfers kon komen nuanceren. Want je kunt natuurlijk niet de melkprijs die de consument betaalt één op één vergelijken met de prijs die de boer krijgt. Het moet ook verwerkt en verpakt worden.

AvC: En de tweet over miljonairs? Heb je daar spijt van?

CP: Wij zijn er voor het brengen van feiten. Feit is dat van de 106.000 Nederlanders met een vermogen boven de miljoen er 12.600 landbouwers zijn. Dat is substantieel: Eenvijfde deel. Ik heb er geen spijt van dat ik dit gemeld had, wel had ik meteen in dat bericht nuances moeten aanbrengen. Dat kon aanvankelijk niet, want die ontbraken in het rapport, dus dat heb ik later op de website en op twitter wel gedaan.

AvC stelt Aad Vernooij voor als de baas van Frau Antje en als schrijver die een aantal boeken heeft geschreven en de website zuivelgeschiedenis.nl bijhoudt.

Aad Vernooij

AV: Zuivel is een onlosmakelijk onderdeel van onze cultuur geworden. Dit komt oorspronkelijk door de gunstige voorwaarden in deze streken, zoals laaggelegen weidegronden; een zacht klimaat; waterwegen en een goede handelsgeest. Al sinds de vijftiende eeuw kent Nederland een commerciële melkveesector en een beroep van kaaskoppen.

In de Gouden Eeuw was zuivelbereiding, -handel en -export zo belangrijk dat ze het ook wel de Gele Eeuw hadden kunnen noemen.

Om kaas te bereiden moet hygiënisch worden gewerkt. Hygiëne is daarmee een befaamde karaktereigenschap van Nederlanders in het algemeen geworden.

Kaas hoort bij Nederland. Toeristen, gevraagd naar waar ze aan denken bij Nederland, noemen als eerste kaas (24%). Alleen Nederland kent een kaasmarkt voor toeristen, alleen in Leeuwarden is een standbeeld opgericht voor de melkkoe: Us Mem.

AvC: Het is een sector om trots op te zijn. Wie kan die trots het beste uitdragen?

CP: Boeren zelf zijn de beste pr-mensen. Zij moeten die trots uitstralen. Maar ook de industrie zou best wat meer kunnen doen.

 

Cor Pierik

De presentatie begint met CBS-cijfers uit 1950 (en nu):

Ruim 1,5 mln melkkoeien (1,7)
Gemiddelde productie per koe 4000 liter (8500)
Gemiddeld 13 runderen per bedrijf (160)
410 duizend landbouwbedrijven (55.000)
0 ligboxenstallen (16.000)
Grond 3 tot 4 dzd gulden per ha (57.000 Euro)
Consumentenprijs melk 9 eurocent (76 eurocent)

CP: Het meest opmerkelijk is dat alle cijfers compleet anders zijn dan in 1950. Alleen het aantal koeien is nagenoeg niet veranderd. Weidegang ontbreekt in dit plaatje, maar dat was toen 100%.

Een vergelijking met andere sectoren laat zien dat de melkveestapel sinds 1950 het meest stabiel is gebleven.

50.000 bedrijven hebben sinds 1980 hun melkkoeien weggedaan. Er zijn 55.000 bedrijven in totaal over. De helft.

Het aantal dieren per bedrijf lag op 37 in 1980. Nu rond de 100.

De nieuwste cijfers over weidegang van afgelopen week laten zien dat 65% van de melkveehouders hun koeien buiten laat lopen. Exact hetzelfde percentage. In 1997 was het nog 92%.

Sinds de komst van de ligboxenstal is de beweiding gedaald. Nu zitten we op een kantelpunt: de laatste cijfers wijzen daarop. Het kantelen toont een positief beeld, maar is nog niet echt robuust. Vooral voor grote bedrijven is beweiden lastig, onder meer omdat de dieren naar de robot moeten.

Waar zit de kentering in? Permanent opstallen verliest sinds 2015/2016 terrein. Ook bedrijven met meer dan 2,75 GVE per hectare sturen koeien meer de wei in. Deelbeweiding is ook meegenomen in de cijfers. Ook dat kan een rol spelen, maar feit is dat de keuze voor weidegang toeneemt.

Friesland telt de meeste melkkoeien, maar Overijssel de meeste melkveebedrijven.

Het percentage koeien steeg het hardst in Zeeland, Flevoland en Groningen. De typische akkerbouwprovincies.

Persoonlijke verklaring van CP voor de kentering in de weidegang: Het zijn traditioneel vooral de kleinere bedrijven die weidegang toepassen. Maar bedrijven met weidegang die groeiden en in een hogere klasse terechtkwamen, bleven die weidegang toepassen.

Over Miljonairs in de landbouw: Het totaal aantal miljonairs bedraagt 106.000. Daarvan zijn er 12.600 actief in de landbouw.

In de eerste rapporten zijn geen cijfers over grondgebruik en het inkomen in de landbouw meegenomen. Juist die had ik graag willen gebruiken in een bericht. Maar vanwege de snelheid lukte dat niet. Daarna heb ik met tweetjes en cijfers de zaak rechtgezet.

Feit: er zijn 12.600 miljonairs in de landbouw. Dat komt dicht in de buurt van de 12.158 bedrijven in Nederland met 30 hectare of meer. Waarmee is aangetoond dat het kapitaal vooral in de grond zit.

Van de 12.600 miljonairs in de landbouw zijn 7200 melkveehouders. De gemiddelde schuld op een melkveebedrijf bedraagt bijna 1 miljoen.

 

AvC: Als je het hebt over de kentering naar meer weidegang, dan gebruik je het woord positief. Waarom?

CP: Als de consument weidegang wil, moeten wij als sector dat in de aanbieding hebben. Om weidegang te stimuleren moet de prijs met 4 tot 5 cent omhoog.

AvC: Moet je daarvoor bij de fabriek zijn?

SvK: Daarvoor moet je bij de politiek zijn. Maar de ACM straft dat af. Wat dat betreft ben ik wel blij met het regeerakkoord waarbinnen producenten meer kansen lijken te krijgen om afspraken te maken voor het afspreken van prijzen voor diensten die ze aanbieden.

Geesje Rotgers

Als het gaat om milieuschade is de regelgeving gericht op de bescherming van natuur en bossen. Wij zijn in bossen gaan kijken of de veronderstellingen kloppen.

Aanleiding voor het onderzoek was een artikel uit het Vakblad Natuur, Bos, Landschap van juni 2017 waar kalkgebrek in bossen werd toegelicht. Insecten en organismen kampten met te weinig kalk en uiteindelijk stierven zelfs koolmeesjes.

Ik heb contact opgenomen met de onderzoeker. Die schreef dit toe aan stikstof uit de landbouw. Ik heb gevraagd hoe hard dit was. En of er ook was gekeken naar andere oorzaken.

Uit eigen onderzoek blijkt dat in de meeste bossen houtkap plaatsvindt. Het zijn productiebossen. Gaat er dan niet met het hout ook meteen de kalk weg?

Vervolgens kwamen er berichten in de media als: ‘Nederlandse biodiversiteit lijdt onder druk van stikstofdepositie.

Dus vroeg ik me af: hoe zeker is het dat dit door stikstof kwam? Of kan zwavelchloride ook een rol spelen?

De antwoorden die ik kreeg waren niet bevredigend.

Het CBS en de Nederlandse Mycologische Vereniging kwamen in augustus 2017 met het artikel ‘Paddenstoelen nemen iets toe als gevolg van lagere stikstofuitstoot.’

Hierop rees bij mij de vraag: komt dit door minder stikstof, of zwavelchloride?

Er werd dus alleen gekeken naar de berekende deposities en de trend die daaruit zou volgen. Er werden geen vragen gesteld bij de werkelijke stikstofdepositie. Er wordt slechts gedeeltelijk gemeten. Alleen dat wat uit de lucht komt met regen.

Die zogenoemde natte depositie bedraagt 8 kg per hectare. Over heel Nederland zijn weinig verschillen. De droge depositie, dus wat er in de lucht zit en neerslaat op de natuur, ligt op 15 tot 20 kg per hectare.

Ik vraag me af: als het om zulke aantallen gaat, waarom wordt er dan niet gemeten? Er wordt niet gemeten in natuurgebieden, alleen daar waar de concentratie is.

Dus ben ik zelf op zoek gegaan in de bossen. Er is wel degelijk een bossenmeetnet, met daarin 150 bossen. Daar wordt veel gemeten en de gegevens zijn allemaal openbaar beschikbaar bij het RIVM. Niemand heeft ze echter geanalyseerd.

Wetenschappers zetten geen enkel vraagteken bij de hoogte van de stikstofdepositie. De effecten worden te gemakkelijk aan stikstof toegeschreven. Is dat terecht?

Ik heb gekeken naar bossen met een overschrijding van nitraat in het grondwater. In 11 van de 150 bossen werd een overschrijding gevonden van meer dan 50 mg fosfaat. In het algemeen was het nitraatniveau laag. In het ene bos werd wel veel gemeten, in het naastgelegen bos niet.

Vraag is dan: Wat is er in die bossen gebeurd?

In alle bossen waar gegraven of gekapt werd, meet je hogere waarden. Dus als je kapt gaat het nitraat uitspoelen.

In de jaren 80 zijn veel naaldbomen aangeplant tegen verstuiving en omdat die meer opleverden dan heidevelden.

Een tweede trend is vernatting. In de jaren ‘60/’70 werd het waterpeil verlaagt, nu moet het weer omhoog.

Een nattere bodem is zuurstofarm: Nattere bodems zijn zuurder. Ze bevatten meer sulfaat, meer ammonium en meer chloride. En chloride trekt kalk uit de bodem.

Conclusie: Het verlies aan natuur eenzijdig toeschrijven aan stikstof en landbouw is veel te kort door de bocht!

Met een projectgroep met daarin drie wetenschappelijke instituten analyseren we die metingen. Conclusie: meer dingen spelen een rol, dan alleen stikstof. Eind dit jaar hopen we de resultaten naar buiten te brengen.

AvC: Goed te horen dat er een team aan wetenschappers op het dossier zit. Het is dus niet Geesje tegen honderden.

GR: We betrekken hen er zeker bij. Maar ook bewust wetenschappers van verschillende instituten. Dus ook echte natuurwetenschappers, zodat we achteraf niet het commentaar krijgen dat we alleen de pro-landbouw hebben opgevoerd. Wat  we wel al constateren is dat het stikstofbeleid volledig is gestuurd door rekenmodellen. Dus niet gebaseerd op werkelijke metingen. Dit vonden zelfs de betrokken wetenschappers onverwacht.

AvC: Op Economische Zaken zitten ze natuurlijk bibberend de publicatie af te wachten. Dit kan nog een hoop gedoe opleveren.

GR: Dat kan inderdaad. En van lokale overheden heb ik de vraag gekregen toe te treden tot hun projectgroep, zodat ze niet achteraf gecontroleerd worden. Maar dat vind ik niet de taak van een journalist. Ik controleer wel achteraf. Zoals de Kaderrichtlijn Water: in juli kwam het rapport van Deltares. We hebben de emissies uit verschillende bronnen bekeken. In het rapport werden berekende depositie beschreven die we niet kunnen terugvinden bij metingen in het water. Er werd minder gemeten dan waar de rekenmodellen vanuit gingen. We streven ernaar de publicatie met alle details in december klaar te hebben.

 

Jan Dirk van de Voort

Hij is intensief boer geweest, maar heeft in 1991 het roer omgegooid. Van de Voort heeft een kist met een stuk grond meegenomen met een mestflats die hij door de zaal laat rondrijden.

JvdV: Ik vind dat je door te kijken veel dingen kunt concluderen over hoe het op het bedrijf gaat. Ik ben gaan observeren en van daaruit gaan werken. Ik doe dingen die ik niet heb geleerd op school. Nu krijg ik excursies. Ook van scholen. En dan merk je hoeveel ze daar aan kennis tekort komen.

Kijk naar de bodem en dan zie je beschadigingen, insecten, etc. Dan ga je kijken hoe je de zaken kunt verbeteren. Alles is kringloop.

Vijftien jaar geleden ben ik volledig gestopt met antibiotica. Dit heeft veel veranderd. Aan de dierenarts heb ik eigenlijk niks meer.

We moeten acteren vanuit de koe. Mest is de belangrijkste spiegel. Wat je het dier te eten geeft komt er na anderhalve dag uit. De mest van m’n koeien geeft nu alleen nog een graslucht. Als je naar de koeienflats kijkt zie je dat het gras er doorheen groeit. De bodem heeft de mest geaccepteerd.

Een goede bodem bevat veel wormen. Dit bereik je door te focussen op die wormen. Ga in de grond graven en kijken wat je vindt. Dat is een beetje weg. Niemand doet dat meer. Het probleem is bodemverdichting.

JvdV zet een grote klont uit zijn bodem op tafel: Die vind je op de ploegzool. Wij ploegen al 25 jaar niet meer, maar vinden het nog steeds terug. Maar langzaam lossen de wormen dit op.

Er zijn verschillende soorten wormen. In de bovenlaag vind je regenwormen. Die eten resten van gras en vooral stro. Aardwormen zitten in een laag eronder. Die eten grond. Ze zetten grond om en brengen de bodem tot leven. Zo ontsluiten ze de bodem voor bodemleven en grassen.

Een derde belangrijke worm is de Pendelaar. Die zie je nooit, behalve ’s nachts. Het is een worm met een rood kopje en een platte staart. Die haalt strootjes van boven en brengt die naar diepere bodemlagen.

Wij voeden de bodem met stro. Met potstalmest. Ook bloten we het grasland. We kunnen de koeien tot december buitenhouden, ondanks de nattigheid.

Onze koeien worden volledig op gras gevoerd. Daar liggen de kansen. Daar komt de smaak van de melk vandaan. En van de kaas. Daarom winnen we prijzen met onze kazen.

Omdat de bodem het toelaat kunnen de koeien al in maart naar buiten. We weiden kort. De hele zomer krijgen ze één kilo graan. Als je volledig wilt gaan pensvoeren moet de mais eruit. De productie zakt dan inderdaad. Bij ons wel 20 procent. Maar die productie is weer volledig teruggekomen, want we zijn gaan rondfokken.

De kostprijs is ook volledig verlaagd. We voeren geen mais. Wel haver en een beetje gerst en rogge. En veel kruiden, want we gebruiken geen antibiotica. Hierdoor hebben we fantastische mest die geaccepteerd bodem. En zo ontstaat bij ons de kringloop. Wageningen komt bij ons meten wat er in de bodem zit.

We wenden 150 kg stikstof aan uit weidegang en in het voorjaar potstalmest.

Als je smaak wilt behouden moet je ook rauwmelks gaan werken. Wij zitten op de smaakmarkt en leveren daarom aan speciaalzaken en de horeca. Ik krijg een goede prijs. Er is een enorme vraag. Afnemers willen meer. Bij de consument staat smaak op de eerste plaats, daarna pas komt het verhaal. Als ik alleen een verhaal had, zou ik het niet redden met de kostprijs.

Smaak komt ook doordat de koeien zijn gehoornd. Gehoornde koeien leveren meer smaak aan het melkvet met een betere verhouding aan omega 3 en -6. Ongehoornde koeien hebben kortketige verzadigde vetzuren. Een gehoornde koe is meer in staat vitaminen en mineralen in het lichaam op te slaan in vanuit het lichaam komt het vervolgens in de melk. Ongehoornde koeien doen dat meer rechtstreeks.

Vraag uit de zaal: De klauwen zijn ook hoorn. Hebben die niet dezelfde functie?

JvdV: Ja. Dat is het tweede depot. Daarom hadden we vroeger klauwproblemen, nu nul. We hebben geen klauwbekapper meer want we hoeven niet meer op het tweede depot te teren.

Vraag: Je voert veel kruiden. Hebben die geen invloed op de smaak?

JvdV: Zeker. Dat is ook belangrijk. En we gebruiken geen synthetische vitamines. Dat speelt ook een rol. We voeren ook vruchten.

AvC: Wat je tot nu toe hebt gehoord. Leidt dat nog tot actiepunten?

SvK: We hebben een positief verhaal om naar politiek en organisaties te brengen. Als ze denken dat we met driekwart minder koeien kunnen, dan moeten ze zich ook bedenken wat dat betekent voor de ecologie en de economie. Het aantal koeien is niet meer dan in de jaren 50. Als je nu koeien uit het land haalt, lever je ook heel veel waarde in. Economische, maar ook ecologische toegevoegde waarde.

Agnes van den Pol

Gras is de basis. De bodem is de bron.  Nederland telt 900.000 tot 1.000.000 hectare grasland. Dat is 50 procent van de landbouwgrond. Daarmee is gras het grootste gewas.

De waarde van gras is niet te onderschatten. Het is voer met een hoge voederkwaliteit. Ruwvoer is de belangrijkste bron van voedsel voor herkauwers. Graslanden vormen een belangrijk deel van het landschap. Gras is een efficiënt gewas dat zich makkelijk aanpast. Er is een grote diversiteit in soorten. Dus het is goed voor de biodiversiteit. Grasland slaat meer CO2op dan akkerbouwgronden.

Zoals Cor Pierik al zei: Het kapitaal van de boer is de bodem.

De Animal Task Force zei al in 2013: “Gras en op gras gebaseerde veehouderijsystemen zorgen ervoor dat herkauwers eiwitten van hoge kwaliteit kunnen produceren voor menselijke consumptie van bronnen die niet zelf direct door de mens genuttigd kunnen worden.”

Met andere woorden. De koe eet wat wij niet kunnen eten.

“Verder dragen op gras gebaseerde veehouderijsystemen bij aan een schoon en diervriendelijk imago van de veehouderij, en worden open landschappen met weidende herkauwers hoog gewaardeerd door de maatschappij.”

Beweiding heeft voordelen, maar ook nadelen.

Voordelen:
-Natuurlijk gedrag en bepaalde diergezondheidsaspecten
-Bepaalde milieuaspecten: minder ammoniakemissie, minder CO2 en energieverbruik, minder methaanemissie
-Lage kosten
-Koeien in het landschap dragen bij aan een positief beeld van de melkveehouderij

Nadelen:
-Bepaalde diergezondheidsaspecten
-Lagere grasopbrengst en meer variatie wat leidt tot een minder gebalanceerd rantsoen
-Bepaalde milieuaspecten: meer nitraatuitspoeling, denitrificatie, lachgasemissie, N-verliezen, P-verliezen

Beweiding is echter geen zwart-wit-verhaal. Boeren dienen te kijken met een ‘weide blik’. Het gaat om de mindset. Boeren moeten technisch en economisch kijken, maar ook sociaal.

Uit Ierse data, maar ook uit Nederlands onderzoek blijkt dat hoe meer weidegras er wordt gebruikt, hoe groter de winst voor de boer. Gras dat koeien zelf uit de wei halen kost 5 tot 10 cent minder per kilo droge stof dan ingekuild gras. Goed graslandmanagement is wel van belang.

Adviseurs concludeerden al in 2013 dat weidende bedrijven veel geld laten liggen doordat de bedrijfsvoering niet optimaal is afgestemd op het beweiden.

Goede redenen om te beweiden zijn MMM: de Maatschappij, de Markt en Money.

Iedereen heeft echter een eigen mening en een eigen bedrijfsvoering. Alles heeft te maken met het eigen gedrag, de houding, de normen die van buiten op het bedrijf afkomen en de gedachtes over of je als boer in staat bent om wel of niet te gaan beweiden.

Beweiding heeft belangrijke voordelen, maar past niet overal goed. Beweiden moet passen bij het bedrijf, bij de ondernemer én de omgeving. Om te kunnen weiden, is een plan nodig.
Grasopname is cruciaal voor het succes van weiden.

Om te onthouden:
Gras is wereldwijd het belangrijkste voer voor melkproductie. Hoge voerkosten benadrukken het belang van goedkoop zelf geteeld voer. Herkauwers zetten oneetbare plantbiomassa om in hoog kwalitatieve eiwitten voor de mens.

AvC: doet Dirk van de Voort rare dingen of is hij goed bezig?

AvdP, lachend: Hij doet heel rare dingen. Maar hij is goed bezig omdat hij een niche opzoekt. En wat je doet moet bij je bedrijf passen.

Jan Aantjes: Waar komt eigenlijk het de waardering vandaan van weidende koeien bij de burgers? Voor 2000 was daar niemand in geïnteresseerd. Nu is het ineens de eerste vraag als je zegt dat je melkveehouder bent.

AvdP weet het ook niet.

Vraag uit de zaal: Een hoger saldo is relatief. Het is niet significant. Want het verschil tussen bedrijven is zo groot dat het effect van beweiden bijna wegvalt. Hoe kun je regelen dat er toch meer beweiding plaatsvindt?

AvdP: Weidepremie is een goede manier om dat te regelen. Zuivelbedrijven moeten zich ervoor in blijven zetten. En door het graslandmanagement te optimaliseren, is ook veel te halen. Als je dat goed doet, kan het wat opleveren. Bij veel bedrijven. Maar niet bij alle.

 

Henk Flipsen

Geeft company info over Nevedi. Vertelt daarna dat koe een ultiem kringloopdier is dat gras en co-producten omzet in melk en vlees. Het gaat om grondstoffen die de mens niet kan verteren. Maar de koe is ook goed voor: werkgelegenheid, een aantrekkelijk landschap en voor het bodemleven en de bodemvruchtbaarheid onder het grasland.

Wat het imago betreft: Kijk niet alleen naar wat in de krant staat. Dat is niet wat de meeste mensen denken en vinden. Kijk naar wie er naar open dagen en op je erf komt. Ook dat is een belangrijke mening van de consument.

Diervoeders moeten zoveel mogelijk uit de regio komen, maar driekwart van alle diervoedergrondstoffen komt uit Europa.

Neem een biertje. De productie levert 27 procent aan co-producten op. Als die niet op een waardevolle manier verkocht konden worden, zou een biertje nog duurder worden.

De diervoedersector wordt altijd geconfronteerd met soja en de kap van de amazone. Maar soja in het Nederlandse diervoer is absoluut duurzaam.
Maar wat is duurzaam? Als een boer in Brazilië 1000 ha koopt heeft hij het recht om 25 procent te ontbossen. In Europa zeggen we dan: dat mag niet, waarop zij zeggen: betaal er dan maar voor. Dan is Nederland de eerste die daar niet voor wil betalen.

De Nederlandse zuivelsector staat voorop als het om duurzame soja gaat. Fabrikanten eisen soja met een RTRS-certificaat. Daaraan voldoet alle soja in Nederlandse melkveevoeders. Andere sectoren voldoen aan de EU soy sourcing guidelines.
Als Fefac hebben we gezegd: met volumes moeten we richting de 30 miljoen ton gaan. Nu zitten we op ruim 10 miljoen.

Sinds 2011 reduceren we fosfaat via drie sporen: Het voerspoor; het optimaliseren van de afzet in Nederland en de export.

Het voerspoor in de melkveehouderij loopt ruim vijf jaar. Het zijn vrijwillige afspraken van het bedrijfsleven (LTO, NZO, VLB, Nevedi). Er worden limieten gesteld aan bruto fosfor in het melkveemengvoer.

Relevante vragen zijn echter wel: Hoeveel fosfor heeft een koe nodig? Je wilt niet dat het dier een gebrek krijgt. Hoeveel fosfor zit er in mais, gras en co-producten? Wat zijn de regionale verschillen? En heeft het voerspoor geleid tot resultaat?    

Moeten we voor de toekomst het collectief voerspoor nog jaren volhouden, of kiezen we voor een benadering waarbij individuele melkveehouders worden beloond voor hun efficiëntie?

Als we inzetten op individueel dan kan de KringloopWijzer dienen als instrument ter verantwoording binnen het fosfaatrechtenstelsel 2018, we hebben de database van Zuivel.nl als managementtool en data voor carbon footprint-berekeningen.

Individuele efficiëntie moet beloond worden vinden wij bij Nevedi. Ik weet dat de KringloopWijzer tot discussie leidt, maar ik zie het als instrument om alle data in een systeem bij te houden. Als jij kunt aantonen dat je heel efficiënt werkt en het beter doet dan de rest hoef je minder in te leveren. Daarvoor hebben we een verantwoordingssysteem nodig dat dat kan aantonen.

Echter: De KringloopWijzer wekt weerstand op in de sector en roept vragen op bij EZ. In 2018 komt een pilot. Intussen zal het voerspoor gewoon doorlopen.

 

DEBAT

AvdP: Het imago is belangrijk. Beweiden is niet belangrijk voor het imago van de melkveehouderij, beweiding ís het imago van de melkveehouderij.

Vraag uit de zaal: Waarom is de consument niet bereid hiervoor te betalen?

HF: Tweederde van de melk gaat in afgeleide producten naar het buitenland. Dat is een knelpunt. Nederland wil de koe in de wei, maar als we de producten exporteren, dan interesseert dat die afzetmarkten niks. Zie dat maar eens te verwaarden.

Vraag: Als het imago van soja zo slecht is, waarom staat de spotlight dan wel op de mengvoersector maar niet op de levensmiddelenindustrie?

HF: Soja is half olie en half schroot. De olie wordt vooral in de levensmiddelenindustrie gebruikt, maar alle verenigingen die geen veehouderij willen, gebruiken soja als argument dat de landbouw verkeerd is. Dit idee is diep geworteld in de Tweede Kamer en bij organisaties. Daarom is het een taak van onze sector. NZO zegt: zo willen wij. En wij regelen het via RTRS. Dit is een goed voorbeeld van ketensamenwerking.

Opmerking zaal: De light-cultuur is verantwoordelijk voor de ontbossing. Vanwege de import van de plantaardige oliën.

HF: De Nederlandse veehouder is 0,0% verantwoordelijk voor ontbossing!

 

Opmerking: Het ammoniakverhaal is te vaag.

GR: Het is inderdaad heel ingewikkeld. Onze studie is peer-reviewed in juni, de reactie van het RIVM komt pas in december in een wetenschappelijk tijdschrift. Daar komt dan weer een reactie op. Het is heel complex. Belangenorganisaties en het beleid zouden het moeten oppakken.

Het Rathenau Instituut heeft opdracht gekregen draagvlak te krijgen voor het ammoniakbeleid. Maar als ik hen vraag: hoe staat het ermee zeggen ze: ‘Elke keer verandert er weer wat.’ Er wordt dus wel gekeken naar: wat moeten we ermee.

Vraag: Over de boeren die miljonairs zouden zijn. Wat is eigenlijk de meerwaarde van zo’n publicatie?

Cor: Het CBS is ervoor om beleidsinfo aan te rijken aan ministeries. Driekwart van de cijfers is op basis van Europese verplichtingen. Om vergelijkingen te maken met andere landen. Maar dit persbericht hadden we inderdaad genuanceerder kunnen brengen.

Opmerking: Het verhaal dat bomenkap hogere concentraties ammoniak en verzuring veroorzaakt is toch bekend? Als bomen weg zijn, nemen die geen stikstof meer op.

GR: De resultaten van metingen zijn bekend. Het is ook bekend in hoeveel bossen de norm is overschreden. Wat ontbreekt is waardoor dit komt. En dan gaan partijen hun eigen conclusies trekken.

Vraag: Het gaat vooral om stikstof en dan weer om fosfaat. Maar het hoort bij elkaar. Hoe kun je deze dingen holistisch aanpakken?

GR: Als je kijkt naar het meststuk alleen, dan is dat inderdaad in deeltjes opgeknipt. Ammoniak, nitraat, lachgas. Overal zitten andere modellen achter die verschrikkelijk complex zijn. Ik ben nog niemand in Nederland tegengekomen die een beeld heeft van het hele mestcomplex.

Vraag: Door overname wordt de meeste grond veel goedkoper aangekocht dan de officiële cijfers. Waarom worden die prijzen niet meegenomen door het CBS? Wat is de werkelijke grondprijs?

CP: Dit zouden we graag gedetailleerder in beeld hebben. De verschillen zijn heel groot per regio. Het doorschuiven van grond komt in dit verhaal niet in beeld, maar is wel cruciaal bij bedrijfsovername.

Jan Aantjes. Voor het imago moeten wij van de melkfabriek aan allerlei bovenwettelijke eisen voldoen. Maar 80 procent van de producten gaat de grens over. Moeten wij toegeven aan die bovenwettelijke eisen? Is dat geen onzin?

HF: We moeten wel in Nederland produceren. Dit is onze License to Produce. De zuivelafnemer moet dit tot waarde brengen. Als die in het buitenland de producten afzet, is het maar de vraag of ze daar dezelfde eisen stellen.

Jan Aantjes: Ik kan me voorstellen dat een hindoe-afnemer melk wil van een koe die niet geslacht wordt. Leg je je als boer dan bij de afnemer neer?

HF: Ik ken geen bedrijf in Nederland die niet zijn mieterse best doet om uit de melk te halen wat maar kan. Ze hebben alles op met de melkveehouder, maar zelf moeten ze het product afzetten in het buitenland.

AvC: Is de boer niet te veel een knipmes van de afnemer?

HF: Nou nee. Je bent niet een knipmes. Je zit in de knip. En dan in de knijp.
Voor ik ga wil ik nog zeggen: De boer staat centraal. Ook in de keten. Tegen boeren wil ik zeggen: steun elkaar. Zeg niet: ‘dat is een halve gare want hij doet biodynamisch’. Je kunt elkaar zo makkelijk afbreken. Maar iedereen is anders en heeft andere omstandigheden. Steun elkaar in elkaars opvattingen!

Vraag: Kunt u als Nevedi de PvdD niet een gratis symposium aanbieden?

HF: Wij nodigen de politiek altijd uit voor onze bijeenkomsten. Maar de PvdD gaat daar nooit op in.

Opmerking: Laat niet alleen Bob de Bouwer, maar bijvoorbeeld ook Aart de Boer eens zien op TV. Niet Ot en Sien, maar een eerlijk verhaal. In het basisonderwijs en het middelbaar onderwijs.

DvdV: Absoluut. Daar ontbreekt het aan. Maar laat ook de kwetsbaarheid van de boer zien. De struggle. Het is niet allemaal zo simpel.

Vraag: Als je bij dat aantal boerenmiljonairs, de hypotheek eraf trekt, hou je dan nog miljonairs over?

CP: Wij presenteren gewoon de kale feiten. Het vermogen zit inderdaad niet in de portemonnee. Alle cijfers zijn het vermogen minus de schulden, dus ook de hypotheek.

AvC: Sieta, wat ga je morgen anders doen na alles wat je hebt gehoord?

SvK: We horen nog veel feiten die niet in onze notitie staan, dus morgen beginnen we met deel 2. En wellicht aan een vertaling.
Veel van de huidige discussie is te danken aan uitbreidende bedrijven. Ook het fosfaatoverschot.

 



Conclusie: 
Melk is lekker, melk is gezond. Maar melk is nog veel meer: melk is een mensenrecht. En niemand kan beter melk produceren dan de Nederlandse melkveehouder.

Koeien en zuivel horen bij Nederland. Sterker nog: Nederland kan niet zonder zuivel. Dat is een waarheid als een koe. Een Superkoe.

 Lees hier over de kracht van de melkveesector. Een makkelijk leesbare, maar gefundeerde notitie, met 51 noten.


Downloads: De Superkoe