woensdag 9 mei 2012auteur: Sieta van Keimpema

Week 17 - Biologisch, eigenlijk heel logisch?

Week 17 - Biologisch, eigenlijk heel logisch?

Kent u hem nog? Bovenstaande slogan: Biologisch, eigenlijk heel logisch? Hij werd door voormalig landbouwminister Veerman in 2002 geïntroduceerd, waarbij het ministerie van LNV zich op de borst klopte met de bijbehorende kreten "gezamenlijke inspanning", "duurzaam ondernemen" en "het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid voor alle partijen". Ja, ja, de Nederlandse overheid investeerde overtuigd in de biologische sector! Maar heeft deze wervende campagne ook werkelijk wat opgeleverd voor de Nederlandse biologische voedselproducenten?

Wat er sindsdien is gebeurd weet ik niet, maar uit de cijfers die ik onlangs voorbij zag komen tijdens het 6th European Organic Congress (6de Europese biologische Congres) van IFOAM in Kopenhagen op 17 en 18 april, blijkt dat vooral de Nederlandse overheid weinig tot niets investeert in deze sector. Terwijl ze bovengenoemde kreten nog steeds veelvuldig te pas en te onpas, gebruiken.

De verschillen in Europa zijn groot, blijkt uit de presentatie van Lizzie Melby Jespersen, Deense wetenschapper in dienst van ICROFS (internationaal onderzoekscentrum) tijdens het biologische congres. Zo ontvangt een boer in Italië 350 euro steun per hectare voor biologisch grasland, een Oostenrijkse boer tussen de 110 en 240 euro en een Nederlandse biologische boer niets…Terwijl ze in dezelfde markt vervolgens hun producten moeten verkopen. Mooi level playing field.
Jespersen onderschrijft de eerder tijdens het congres door mij gepresenteerde cijfers over de Nederlandse biologische melkveehouders die er slechter voor staan dan hun ‘gangbare’ collega’s. Dat wijzen de cijfers uit van het LEI over het groeiende verschil tussen de kritische melkprijs en de uitbetaalde melkprijs over de laatste tien jaar voor de biologische melkveehouderij. Jespersen vindt het geen wonder dat de biologische melkveehouderij in Nederland niet noemenswaardig groeit in verhouding tot andere Europese landen waar de biologische sector meer wordt gepromoot én financieel ondersteund door de overheid.

Zowel de DDB als de EMB maken geen verschil in belangenbehartiging tussen biologische en gangbare melkveehouders. Voor beide groepen geldt dat ze een kostendekkende melkprijs nodig hebben om te kunnen blijven voortbestaan. En terwijl het vroegere LNV en het hedendaagse EL&I nog steeds brallen over begrippen als duurzaamheid en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid voor alle partijen, is de realiteit anders. De Nederlandse en Europese overheden nemen helemaal geen verantwoordelijkheid. Ze leggen regels op die de kostprijs verhogen en verwijzen vervolgens naar ‘de markt’ waar de voedselproducenten hun prijs vandaan moeten halen. Terwijl er van een level playing field geen sprake is door de verschillende handelswijzen van de diverse EU-lidstaten. Die daarnaast consequent ‘de andere kant op kijken’ als het gaat om het toezien op verdeling van de machtsverhoudingen en de marktinvloed in de voedsel producerende ketens. Er is immers in de agro foodketen genoeg te verdienen, getuige het LEI rapport in opdracht van de Rabobank over de rendementen in verschillende landbouwketens. Overal prima rendementen, behalve voor de producenten. In alle ketens zitten zij op nul of ver daaronder.
En ook met de huidige ‘vergroening’ dreigen we weer de kant op te gaan van veel opgelegde eisen die de kostprijs verhogen zonder noemenswaardige compensatie, want de overheid doet niet aan kostenberekeningen, stel je voor: de markt moet het weer doen!

De resultaten van het mismanagement van overheden begint op veel plekken in de EU zichtbaar te worden. Twee voorbeelden: de Zweedse overheid legde verplichte weidegang op aan de Zweedse melkveehouders zonder compensatie van de extra kosten, de Zweedse melkveehouderijen verdwijnen in rap tempo omdat zij daardoor een concurrentie nadeel hebben dat in de markt niet wordt beloond. En in Nederland biedt de landbouwsector nog zo bitter weinig perspectief dat er nog maar een betreurend klein percentage van de Nederlandse boeren jonger is dan veertig jaar. Slechts 1600 bedrijfshoofden behoren tot deze groep relatieve jongeren (met de flink opgerekte leeftijdsgrens naar veertig jaar voor ‘jonge boer’ ben je immers niet ‘piep’ meer, wees eerlijk).

De overheid is aan zet. Niet om weer meer subsidies uit te delen, want het geld is op in de EU. Maar om er voor te zorgen dat de producenten van voedsel ook geld kunnen verdienen. Door heldere regels op te stellen die gelden voor de gehele keten en producenten beschermen tegen het bewust uithollen van hun bedrijven. Heldere regels waar bovendien toezicht op gehouden wordt, zodat een evenredige verdeling van de marges wordt gerealiseerd. Regels die inzicht geven over de opbouw van de kostprijs voor het produceren van voedsel. Dát is maatschappelijke verantwoordelijkheid en daar ontbreekt het aan bij de beleidsmakers die schijnen te denken dat ze door zich te bedienen van klinkende slogans en snelle kreten, de sector wel voldoende ten dienste staan.

Tegen de ongerijmdheid van het huidige beleid met betrekking tot de voedselproducenten zijn moediger stappen nodig. Stappen die wel positief resultaat opleveren, het evenwicht in de keten herstellen en ook klinkende munt opleveren voor voedselproducenten. Dat biedt perspectief en dan zullen jongeren onze sector weer aantrekkelijk vinden. Dat is pas logisch!

Sieta van Keimpema, voorzitter