vrijdag 23 oktober 2020auteur: DDB

Roofbouw zichtbaar in WUR-toekomstscenario's Nederlandse melkveehouderij in 2030

Op maandag 19 oktober 2020 presenteerde Wageningen University & Research (WUR) een 88 pagina’s tellend onderzoek dat zij in opdracht van Zuivelcoöperatie FrieslandCampina U.A. heeft uitgevoerd naar de toekomst van de Nederlandse melkveehouderij in 2030. Naast een basisscenario zijn nog drie exploratieve scenario’s verkend die zijn gebaseerd op mogelijke toekomstige maatschappelijke veranderingen. Het rapport is hier te lezen.

Studie

“In deze studie is eerst een basisscenario gemodelleerd dat kan worden gezien als de verwachte ontwikkeling van de Nederlandse melkveehouderij richting 2030 bij de huidige (zomer 2020) kennis van vaststaand en ingezet beleid en bij voortzetting van het gedrag uit het verleden” aldus de samenstellers van het rapport. Dit resulteert in 2030 in een afname van het aantal bedrijven met 33%, een toename van de totale melkproductie met 4% (ten opzichte van 2018) en een afname van het aantal koeien tot bijna 1,5 miljoen. In het basisscenario blijft de melkveehouderij binnen het fosfaatplafond en lijken het stikstofplafond en de afspraken uit het Klimaatakkoord haalbaar te zijn.  De onzekerheden zitten hem in het stikstofdossier, de schommelingen in de melkprijs en de hoogte van de te betalen rente. De effecten van bijvoorbeeld de aanstaande stikstofwet, inclusief bijvoorbeeld het extern salderen en het toekomstig mestbeleid zijn niet in deze calculaties opgenomen.

 Opdrachtgever

‘Dat kan ook niet’, zegt Jan-Pieter Tanis, directeur Corporate Affairs bij FrieslandCampina, tegen Boerenbusiness: "Je kan geen calculaties maken op basis van verwachtingen. We kunnen in de modellen die de WUR heeft gemaakt wel aanvullend beleid toevoegen om zo nieuwe berekeningen uit te voeren." Maar modelleren is toch juist een verschillende uitkomst maken op basis van aannames (verwachtingen)? Als RFC van mening is dat je geen calculaties kan maken op basis van verwachtingen – hoe reëel die ook zijn - is de huidige, bepaald niet florrisante, stand van zaken bij RFC wel te verklaren. Het doet wat denken aan die Royal club reclame: “Doe maar een ...frisje”...

Ook Bestuursvoorzitter RFC, Frans Keurentjes vindt er wat van: “Het WUR-onderzoek laat in het basisscenario zien dat FrieslandCampina rekening moet houden met een gelijkblijvende hoeveelheid melk de komende jaren. Wanneer dit wordt afgezet tegen stijgende kosten op melkveebedrijven, is het helder dat de opdracht voor FrieslandCampina om waarde te creëren voor ons als leden-melkveehouders de komende jaren nog relevanter wordt.” (…) “In lijn met de ontwikkelingen in de markt en maatschappij werkt FrieslandCampina ook al vele jaren samen met de leden aan het bereiken van doelen rond kringlopen, klimaat en natuur. Dit biedt, naast een verdere verduurzaming van de melkveebedrijven, ook kansen voor hogere inkomsten voor de melkveehouders”, aldus Keurentjes.

Basisscenario

De DDB haalt andere conclusies uit dit rapport, conclusies over de terugverdienmogelijkheid voor melkveehouders door het huidige ketensysteem. 

Allereerst over het basisscenario: de situatie blijft niet hetzelfde. Dus geeft het basisscenario in feite niets anders weer dan de gevolgen over 10 jaar van inmiddels opgelegde (boven)wettelijke keuzes door beleidsmakers en zuivelverwerkers en de gevolgen die deze al hebben voor de financiële situatie op melkveebedrijven. En daar worden wij, op zijn zachtst gezegd, niet blij van.

Uit het rapport: “In het basisscenario (2030) is de economische situatie van veel bedrijven niet rooskleurig. Bij 57% van de stoppers liggen er onvoldoende financiële resultaten aan stoppen ten grondslag. Van de blijvers heeft 27% alle benodigde aflossingen en vervangingsinvesteringen kunnen doen. De rest heeft in meer of mindere mate vervangingsinvesteringen uitgesteld en/of niet alle benodigde aflossingen kunnen doen”. Oftewel: alle eisen en wensen van politiek en melkverwerkers (verenigd in NZO)  die ons zijn opgelegd in de melkveehouderij hebben geleid tot structurele armoede, afbraak en uitholling van de Nederlandse melkveebedrijven. Roofbouw waardoor in 2030 nog maar 27% van de boeren die in 2030 zijn overgebleven in het meest gunstige scenario, hun rekeningen kunnen betalen en noodzakelijke investeringen kunnen doen.

 Kostprijsberekening

Hoezo zal verdere ‘verduurzaming’ zoals Keurentjes beweert, de oplossing zijn?

De DDB brengt al jaren de kostprijsberekening voor gangbare bedrijven in beeld, gebaseerd op o.a. de enige databank die door alle EU lidstaten wordt erkend als representatief. Deze kostprijsberekening brengt al jaren de onbalans tussen de kostprijs en de opbrengstprijs in beeld. Ieder jaar opnieuw is er sprake van een fors percentage onderbetaling van de melk, door de afnemers! Niet ondánks alle ontwikkelingen in de markt en veronderstelde ‘verduurzaming’, waar de RFC voorzitter melding van maakt, maar juist mede dánkzij al deze extra eisen en wensen. Ze worden opgelegd zonder dat daar een reële, kostendekkende vergoeding tegenover staat. Omdat dat tot dusver niemand werkelijk interesseerde, verderop in de keten: ‘je legt wat op en de boeren hebben het maar uit te voeren’, is het credo. Roofbouw is gepleegd door zowel de NZO-leden als de politieke besluitvormers en de afnemers uit de retail. Samen hebben zij de melkveehouderij leeggezogen en de noodzaak van een kostendekkende melkprijs genegeerd! Uit puur eigenbelang.

Bovenwettelijke oneerlijke handel

En ook dat is geen nieuws. Vorig jaar publiceerde de DDB de resultaten van een, onder auspiciën van de WUR uitgevoerd, onderzoek naar oneerlijke handelspraktijken in de Nederlandse zuivelsector. Waaruit bleek dat het aantal oneerlijke handelspraktijken in 2018 ten opzichte van 2014, ernstig is gestegen. Bovenwettelijke eisen, die steeds vaker leiden tot extra kosten of zelfs melkweigering. Het zwaarste middel om de melkveehouders klein te krijgen en klein te houden.  

Wake-up call

De studie van de WUR over de melkveehouderij in 2030 zou voor iedereen in de politiek en de  zuivelsector een wake-up call moeten betekenen. Zeker voor de zuivelverwerkers die in grote mate voor hun voortbestaan, afhankelijk zijn van het welzijn van de Nederlandse melkveehouderij. ZuivelNL, de Interbranche vereniging die als wettelijke voorwaarde heeft dat alle schakels in de keten moeten profiteren van opgelegde regels, heeft voor de melkveehouders slechts een onbeheersbare tsunami aan mee-eters opgeleverd, met nutteloze en onzinnige regels. De kas is leeg en de boeren zijn arm en overbelast daardoor. Onze boodschap aan ZuivelNL (die tot dusver niet echt zat te wachten op een kritisch lid): schaf per direct alle onzinnige regels af, omarm de DDB-kostprijsberekening en zorg bij iedere extra maatregel die ter tafel komt, dat er éérst over de vergoeding aan de deelnemende melkveehouders, een AFSPRAAK wordt gemaakt. In keiharde euro’s. Daar behoort de komende jaren het beleid op te moeten worden gebaseerd nu duidelijk is dat voorgenomen beleidsveranderingen en verwachtingen - gecalculeerd in de drie exploratieve scenario’s in het WUR rapport - slechts leiden tot kaalslag en armoede in de melkveehouderij. Florerende familiebedrijven en een florerende en duurzame plattelandseconomie in 2030 hebben een prijs. Dat zou de boodschap voor de opdrachtgever en de overheid moeten zijn van dit rapport.

Bestuur DDB