woensdag 25 april 2018

RFC: geen marktregulering maar melkgeld- reductieprogramma

Via een slim geformuleerde publicatie maakt Royal FrieslandCampina (RFC) op 16 april 2018  haar plannen bekend voor wat men “een duurzamere, marktgerichte coöperatie” noemt die “het melkaanbod in balans wil brengen met de marktvraag en de effectieve verwerkingscapaciteit”. 

Slim geformuleerd, want uit de reacties in de media blijkt dat door velen ten onrechte wordt aangenomen dat RFC een marktgericht melkreductieprogramma wil introduceren. Een programma dat wordt vergeleken met het programma van de EMB en de DDB; het Markt Verantwoordelijkheid Programma (MVP). Echter, het MVP verschilt op belangrijke punten (http://www.ddb.nu/nieuws/ddb-publicaties/markt-verantwoordelijkheids-programma/). Zo is het MVP een crisisinstrument dat alleen in crisistijden het melkvolume reguleert én een kostendekkende melkprijs door vraaggericht te produceren, ten doel heeft. Het RFC plan heeft meer weg van een A en B quotum dat slechts het melkgeld, uitbetaald aan de leden, reduceert.  

Wantrouwen 
Reacties van melkveehouders op het plan van RFC, zijn uiterst kritisch. Veel van het vertrouwen in de RFC bestuurders lijkt te zijn verdwenen. Zo geven leden in fora aan, geen enkel vertrouwen te hebben in hun invloed via de stemrondes op ledenbijeenkomsten, terwijl betreffende optie 5 (fosfaatrechten verkregen voor 16 april 2018 16.00 uur) “handel met voorkennis” voor bestuursleden wordt gesuggereerd. Deze ontwikkelingen zou het bestuur van RFC zeer serieus moeten nemen. Om iedere suggestie van “handel met voorkennis” te ontkrachten, zou het de bestuurders van RFC sieren, zichzelf volledig uit te sluiten van optie 5. De maatregel die de coöperatie zelf een maand geleden zou hebben genomen, namelijk het verzoek aan bestuurders en ledenraadsleden om geen fosfaatrechten meer aan te schaffen, is onvoldoende om het wantrouwen weg te nemen: de vergaderingen omtrent dit onderwerp zijn immers al langer gaande. Nu Frans Keurentjes het afgelopen jaar de leden  regelmatig opriep om solidair met elkaar te zijn, is dit  een mooie gelegenheid voor de bestuurders om hun solidariteit te tonen.
 
Onzorgvuldige referentieperiodes 
Ook de andere referentieperiodes (opties 1 tot en met 4) zijn onzorgvuldig samengesteld: de eerdere melkreductieprogramma’s van RFC en de EU Commissie blijken namelijk in deze referentieperiodes te liggen. Dit betekent dat leden, die het bestuur hebben gevolgd in het verzoek minder melk aan te leveren in ruil voor een geringe bonus, daar nu de rekening voor krijgen gepresenteerd. En dat is natuurlijk onbehoorlijk.     
 
Balans melkaanbod
Terwijl bij deze eerdere actieprogramma’s (2016 en 2017) de leden nog op een positieve manier werden uitgenodigd om het melkaanbod in balans te brengen met de verwerkingscapaciteit van
RFC  (door een bonus uit te betalen aan leden die hun melkaanvoer afremden), gaat men nu over tot een korting op het melkgeld voor wie zijn A referentie overschrijdt. Waarmee duidelijk wordt dat de balans in het melkaanbod herstellen of de verwerkingscapaciteit ontlasten, nu niet de grondgedachte is. RFC verlaagt slechts de ´grondstofprijs´ voor het concern terwijl de leverplicht wordt gehandhaafd en alle melk nog steeds wordt opgehaald. Daardoor kiest RFC er nu voor de markt te blijven overvoeren met overtollige melk,  die net als de poedervoorraden de marktprijzen negatief beïnvloeden.
Of er daadwerkelijk minder melk zal worden geleverd door de nieuwe RFC aanpak, valt nog te bezien: uit de recente melkprijscrises hebben we al kunnen leren dat een lage melkprijs slechts méér melkproductie uitlokt. En ook de superheffing functioneerde in het verleden in Nederland onvoldoende als  rem op de melkproductie.
In de melkprijscrisis van 2016 daalde de aanvoer van melk pas nadat het reductieprogramma met bonus voor minder melken (zowel door de EU Commissie als RFC)  werd ingevoerd. Daardoor  herstelde de balans op de markt.
 
Leverplicht 
En terwijl RFC de afnameplicht een andere invulling wil geven, wordt over de leverplicht niet gesproken. Als RFC oprecht minder melk en een marktgerichtere aanvoer wil, omdat zij een bepaalde hoeveelheid melk niet met waarde kan verwerken, zou men juist de leveringsplicht moeten aanpassen. Dan kunnen de leden de melk waar RFC geen markt of verwerkingsruimte voor heeft, zelf eventueel elders afzetten.  Daarmee zou RFC het positieve signaal aan de leden kunnen afgeven dat zij beseffen dat voor de ledenbedrijven de (permanente) beperkingsmaatregel grote impact heeft op de individuele bedrijfsvoering. En behouden zij de leden (plus de onmisbare solvabiliteit door deze leden).
 
Mededinging en markttoegang 
Tevens vraagt de DDB zich af in hoeverre dit voorstel van RFC voldoet aan de regels omtrent de markttoegang:  RFC - zowel de coöperatie als de NV- heeft fors gelobbyd voor afschaffing van de melkquotering en heeft de leden daarbij de vette worst voorgehouden van ‘vrij melken’. Niet alleen  beperkt RFC nu al de leden in hun productie, RFC verbiedt leden tevens de afzet naar andere kanalen (zelfs als men deze melk bestempelt als overtollig), terwijl de leden in hun bedrijfsontwikkeling worden ‘vast gezet’ door het verbod op handel in A-rechten die RFC ook volledig wil beheersen. Aangezien meer dan 80% van de melk in Nederland via RFC gaat, ligt de suggestie van ‘kartelvorming en marktuitsluiting’ op de loer.
 
Oneerlijke handelspraktijken 
Naast het gevaar voor RFC om in de fout te gaan ten aanzien van de mededinging, lijkt men ook een schoolvoorbeeld aan te hebben geleverd voor de “oneerlijke handelspraktijken” waar de Europese Commissie momenteel wetgeving tegen ontwikkelt. Tijdens de Civil Dialogue Group op 20 april in Brussel waar de DDB voorzitter als enige Nederlander aanwezig was, ontvouwde de EU Commissie alvast iets van de regels die straks gelden voor afnemers: eenzijdige en met terugwerkende kracht ingevoerde contractbepalingen worden verboden. 
En het zou toch wel een blamage zijn, als juist een Nederlandse coöperatie als eerste in de beklaagdenbank wordt gezet met betrekking tot “oneerlijke handelspraktijken”.
 
Duurzaam? 
De eisen voor de ‘Top-line’ dienen in het huidige voorstel slechts RFC NV: leden moeten aan hogere, kostenverhogende eisen voldoen om hiervoor te mogen leveren. Maar in plaats van een kostendekkende melkprijs,  passend bij de hoge kosten, krijgen deze leden slechts een hogere referentie voor de A-melk met een ‘uit de lucht gegrepen’ meerprijs van 3 cent. Omdat over een andere melkprijssystematiek niet wordt gesproken, wordt de A melkprijs straks echter nog steeds bepaald door grotendeels export georiënteerde bulkfabrieken. Zodat ook in de toekomst met de nieuwe marktstrategie van RFC, de leden (ook degenen die Top-line melk produceren) op en neer gaan met de wereldmarktprijs en geen zicht hebben op een duurzame, kostendekkende melkprijs.
En welke marktonderzoeken liggen er ten grondslag aan de Top-line? Want een product op de markt brengen dat door consumenten niet gekocht wordt staat gelijk aan bulkkaas en melkpoeder produceren en opslaan. Terwijl duurzaamheidsprogramma’s volgens de ervaringen, vooraleerst aantrekkelijk blijken voor lokale en dus in volume zeer beperkte markten. Terwijl de grootste grutter in Nederland al voorzien is.
 
Kapitale missers 
Nu duidelijk is dat echt marktgerichte productie of een kostendekkende melkprijs voor de leden niet de achterliggende gedachte is voor het RFC plan, lijkt slechts het opkrikken van de winst de hoofdreden voor het nieuwe programma. Na de kapitale missers in China en Pakistan is dit waarschijnlijk een eis van externe financiers zoals de Rabobank die bij monde van Ruud Huinre lovend is over het plan van RFC. Waarbij ook Huinre de indruk wil wekken dat RFC de melkleveranties gaat beperken en het ten gunste van de melkprijs is. Hetgeen beide niet het geval is.
Ook het verliezen van één van de grootste klanten van RFC, die inmiddels 3 miljard liter melk verhandelt en een belangrijke concurrent in Nederland en Europa is geworden, zal debet zijn aan het huidige plan. Evenals het voornemen van de Europese Commissie om geen melkpoeder meer op te kopen in interventie.
Onvoldoende verwerkingscapaciteit kan zeker het probleem niet zijn bij een concern dat meer dan 3 miljard euro ledengeld heeft besteed aan het uitbreiden van verwerkingscapaciteit vanaf 2011.
En wat betreft gemist kapitaal: in de totale jaaromzet van RFC wordt ongeveer 30% als melkgeld uitbetaald. Als er aan kostenefficiëntie en marktgerichtheid moet worden gewerkt is het effectiever  en doelgerichter als RFC de oplossing van haar problemen zoekt in het opschonen van het concern.
 
Visie
De visie van de DDB over de ontwikkeling van de zuivelmarkt na afschaffing van het melkquotum, blijkt de juiste te zijn geweest. Ten aanzien van de toekomst van de coöperatie en NV RFC, wil de DDB haar visie hieromtrent met alle plezier delen met RFC want ook met betrekking tot de problematiek waar RFC nu voor staat, zijn oplossingen te bedenken die minder ingrijpen in de individuele bedrijfsvoering van de ledenbedrijven én het functioneren van RFC ten goede komen.  Een aanbod dat we ook in 2013 al aan RFC deden.  
“Vrij melken” zoals een aantal melkveehouders en zuivelkopstukken dat voor zich zagen, blijkt een utopie. Het heeft al meer kapot gemaakt dat ons lief is en voor eenieder is het inmiddels duidelijk dat 1 april 2015 weinig bevrijdend heeft gewerkt.  
Samen kunnen we zoeken naar de beste coöperatie- en bedrijfsvorm, maar dit plan van RFC kan in de prullenbak.