vrijdag 12 oktober 2018
Oops!
Hebt u het al zien staan in de supermarkt of zelfs gekocht, het nieuwe innoverende zuivelproduct van Mona, met de naam Oops!? Ik wel. Ik heb alle smaken geprobeerd met als reactie inderdaad: Oops! De Oops!-momentjes van Royal FrieslandCampina (RFC) beperken zich helaas niet alleen tot dit minder geslaagde toetje of hun fanatieke lobby voor de afschaffing van het melkquotum, maar hebben zich inmiddels tot in de kern van het concern genesteld.
De nieuwste ratings van kredietbeoordelaar Fitch Ratings en Standards and Poor’s (september 2018), zijn zorgwekkend. Van AA bedrijf - bijna de hoogst haalbare rating - is RFC in een paar jaar afgewaardeerd tot BBB+.
Kredietratings worden door investeerders gebruikt als indicatie van de waarschijnlijkheid dat ze het geld dat hen verschuldigd is, terug ontvangen in overeenstemming met de voorwaarden waarmee zij hebben geïnvesteerd. De Triple A status is de hoogste rating, D de laagste. Bedrijven die door de kredietbeoordelaars worden beoordeeld, geven daartoe zelf opdracht en betalen ook zelf de kosten van het onderzoek.
Als de ratings veranderen, veranderen ook de condities. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de rente oploopt voor het geld dat bedrijven lenen in korte- en lange termijn leningen. Omdat RFC grote bedragen leent, heeft dit forse gevolgen voor de kostenstructuur en dus de winstgevendheid van het concern.
De redenen voor de afwaardering door Fitch Rating’s en Standard and Poor’s, worden in enkele rapporten van voornoemde kantoren toegelicht.
Allereerst blijkt RFC het in de markt minder te doen dan haar concurrenten uit het “zuivelmandje” waarop de garantieprijs is gebaseerd: de verkoopprijzen van RFC zijn te laag om de melkprijs in voldoende mate te dekken. En dat geldt niet alleen voor de bulkproducten maar ook voor de toegevoegde waarde producten.
RFC heeft een aantal maatregelen ontwikkeld om de volatiliteit van de marges te ondervangen, aldus Fitch. En dan blijk je als lid het gelag te betalen. Om de kostenpost uitbetaald melkgeld te reduceren is inmiddels aan de ledenraad van RFC het plan voor een A en B fabrieksquotum ter goedkeuring voorgelegd, waarbij de melkprijs wordt beperkt maar niet de melktoevoer. Tevens heeft RFC een forse toename aan hogere bovenwettelijke kwaliteitseisen aangekondigd: hogere eisen leiden naar een gemiddeld lagere melkprijs doordat een deel van de leden niet aan deze eisen kan voldoen en een korting krijgt opgelegd.
Voordeel voor de NV van deze strategieën is om gezichtsverlies te voorkomen en dat men de garantieprijs in publicaties en melkprijsvergelijkingen kan handhaven, terwijl de diverse kortingen de post uitbetaald melkgeld reduceren. Voor 2019 staat bovendien de melkprijs voor de basiszuivel ter discussie.
Een andere, aangedragen oplossing die moet bijdragen aan een verbetering van de rating, is het uitkeren van een zeer geringe nabetaling aan de leden tot en met het jaar 2020.
Mits RFC haar positie in de markt kan herstellen zou dat kunnen helpen, aldus Fitch.
Dat RFC zich niet altijd handig toont in haar marktoptreden, blijkt o.a. door de boycot op verpakte melk in Pakistan waarvan zij ‘slachtoffer’ is geworden. Eerder dit jaar nam ik daarvan al kennis door een interview in het blad M&A (30 januari 2018) met Hans Laarakker waarin hij vertelt hoe RFC bij de Pakistaanse regering lobbyde voor een verbod op losse melkverkoop door straatventers. Een verkoopstrategie die als een boemerang terug kwam, met een boycot op verpakte melk door de Pakistaanse bevolking als gevolg.
Naast de problemen in Pakistan zijn er echter ook problemen in o.a. de Benelux en Duitsland – een direct gevolg van de afschaffing van de melkquotering, en China waar toenemende concurrentie op zuigelingenvoeding de marges verlaagt.
De kredietbeoordelaars zijn op punten ook zeker positief over RFC, met name over de marktpositie van RFC als één van de grootste zuivelverwerkers wereldwijd en hun bekende merken in Nederland en op diverse ontwikkelde markten. Of het feit dat RFC profiteert van een ruim aanbod op zuivel-gebaseerde producten van kaas en boter tot hoog gespecialiseerde voeding met toegevoegde waarde, inclusief zuigelingenvoeding. Echter, deze positieve zaken zijn onvoldoende zwaarwegend geweest om tot een betere beoordeling te komen, stelt Fitch. Daarvoor zijn de ondermaatse prestaties op de financiële afdelingen van RFC voor een belangrijk deel de reden. Er moet daar beter worden gepresteerd.
Feit is dat de verlaging van de ratings de leden geld gaat kosten én dat de tsunami aan extra bovenwettelijke eisen weinig te maken blijkt te hebben met de suggestie dat de melkveehouderij een slechts imago heeft in de (Nederlandse) maatschappij. Deze maatregelen zijn bedoeld om de kredietratings op te krikken. En het is treurig dat deze ongefundeerde verwijten van de eigen grote club komen. Inmiddels is daardoor, de trots op en het plezier in de melkveehouderij voor veel melkveehouders tot ver onder het nulpunt gezakt.
Het zou verstandig zijn als het management van RFC de zaken binnen de NV op scherp zet en daar een noodzakelijke kostenbeperking realiseert. Daarmee kan veel meer toegevoegde waarde worden gecreëerd. Door zich nu, samen met ledenraad en bestuur, slechts volledig en eenzijdig te richten op het belasten van de leden is een strategie die een bedrijf met zulke mooie, sterke merken en toegewijde leden, inmiddels al teveel heeft gekost. Aan goodwill, een prachtige coöperatieve mentaliteit en een uittocht aan toekomstgerichte leden. Waarmee RFC in Nederland bovendien een geduchte concurrent in het zadel heeft geholpen.
En dat mensen, is meer dan een Oops!-momentje.