dinsdag 24 juli 2012auteur: Sieta van Keimpema
Week 24 - Lange monoloog op vrijdag de dertiende
Week 24 - Lange monoloog op vrijdag de dertiende
Vrijdag de dertiende juli werd door de Europese Commissie van Landbouw gekozen als datum voor de conferentie met de naam: "The CAP towards 2020 Taking stock with civil society" (vert. "Het GLB op weg naar 2020 Stand van zaken doornemen met maatschappelijke groeperingen").
Ondanks de aankondiging door Dacian Ciolos in zijn openingspeech, dat het hier om een dialoog ging met maatschappelijke groeperingen en de inbreng van de aanwezigen zeer op prijs werd gesteld, werden we slechts overspoeld met tekst. Eerst door Ciolos, Sofoclis Aletraris –landbouwminister van Cyprus en Czelaw Siekierski -vicevoorzitter van de landbouwraad van het Europees Parlement. Na deze drie sprekers was er geen ruimte om vragen te stellen of opmerkingen te maken en er volgden tot de eerste pauze nog vier sprekers die ook de totaal ingeruimde tijd nodig hadden.
Jammer, alweer geen kans tot het vragen stellen of opmerkingen maken. Bovendien vertrok Eurocommissaris Ciolos toen, om pas aan het einde van de conferentie terug te komen. (Volgens mij loop je dan het risico alle contact met de maatschappelijke groeperingen te missen en ben je veroordeeld tot informatie uit de tweede hand).
Daarna werd begonnen met de eerste ronde workshops. Ik had me aan laten melden voor de workshop ‘GLB en voedselzekerheid’. Maar tot mijn (en die van anderen) stomme verbazing, werd er vooral gefocust op concurrentiekracht. Die moesten we versterken! We ( de EU boeren) produceren te weinig voedsel, hebben te weinig financiële reserves opgebouwd om een crisis-je (of twee) te overleven, de sector moet marktgerichter worden, de productiviteit ligt in de EU te laag in verhouding tot de VS, we zijn er handelstechnisch op achteruit gegaan enz. enz.
Kortom: de Europese landbouwbevolking loopt er de kantjes vanaf, hoog tijd dat de bezem er eens goed doorheen wordt gehaald!
En ook hier was de ruimte om te discussiëren met de sprekers, nihil. In een kwartier tijd werden er vier vragen doorheen gejast waarbij de sprekers hard werden aangevallen op hun visie, en kwam het onvermogen voor boeren om een kostendekkende prijs voor hun producten uit de markt te kunnen halen, nadrukkelijk aan de orde. Tassos Haniotis (directeur Economische analyses, perspectieven en evaluaties, DG landbouw en landelijke ontwikkeling), deinsde er niet voor terug om een Oostenrijkse vragensteller betuttelend te behandelen. Die had daar geen boodschap aan en diende Haniotis vastberaden van repliek.
Tot dusver was er van een dialoog nog geen sprake geweest.
Voor de lunch wordt altijd ruim tijd ingedeeld (anderhalf uur) en we netwerken ons dan een slag in de rondte. Ook nu. Om vooral nieuwe contacten op te bouwen, oudere uit te bouwen en afspraken te maken met beleidsmakers van diverse Commissies (handel, landbouw, mededinging, landelijke ontwikkeling – iedereen loopt daar zo’n beetje rond). Toch had het ook een half uur korter gekund dan had deze tijd bij de noodzakelijke discussieronde kunnen worden gevoegd.
Deel twee van de workshops was eigenlijk van hetzelfde laken een pak: beleidsmakers, ambtenaren en vertegenwoordigers uit de voedselindustrie schoven langs de microfoon. En welgeteld één boer. Een jonge (relatief gezien dan, aangezien je meetelt als jonge boer in de EU tot 35 jaar en in Nederland tot 40 jaar) Ierse melkveehouder, Eric Driver, die geen bedrijfstoeslagen ontving, vertelde met droge ogen dat hij nog een parttime baan naast zijn bedrijf met 65 melkkoeien en zeventig hectare land had "om een zekere financiële basis in zijn bedrijf te hebben". Daar zakt je de broek toch vanaf! De cijfers die hij vervolgens over de opbouw van de landbouwsector presenteerde (bron Eurostat), zouden menigeen de stuipen op het lijf jagen: slechts vijf procent van de boeren in de EU, is beneden de vijfendertig jaar. En dat is dan ook nog vooral te danken aan de ‘nieuw’ toegetreden EU landen waar nog meer boeren en vooral meer jonge boeren zijn dan in de ‘oude’ EU landen. Polen komt met een percentage van 12.9% als enige land in de dubbele cijfers. De rest zit daar (ver) beneden. Bovendien zijn er in Ierland meer boeren ouder dan tachtig jaar, dan boeren beneden de vijfendertig jaar oud.
Zoals ik al zei zouden dergelijke cijfers menig weldenkend mens de stuipen op het lijf jagen voor wat betreft voedselzekerheid. Zo niet de ambtenaren bij de EU Commissies van landbouw en van handel. Hun reacties, toen ik dit in de lunchpauze al aan de kaak stelde, was: "dat er minder boeren komen is een natuurlijk proces, ieder jaar verdwijnen er een aantal procenten". Ik heb hen aangeraden eens te kijken naar de aantallen en niet meer naar de percentages, want die verbloemen de realiteit. In Nederland zijn volgens Dienst Regelingen nog slechts 1400 agrarische bedrijfshoofden (boeren) jonger dan veertig jaar. Dat is krap 3% van het totaal aan boeren (56.000). Terwijl in Nederland 45% van de boeren ouder is dan vijfenvijftig jaar. Rijst de vraag: "Met hoe weinig boeren denkt de EU in de toekomst haar voedsel te kunnen produceren?" Het antwoord van de beleidsmakers? "Tja, eeehhhh…………."
Treurig, een dialoog met de Europese Commissie van Landbouw, dat geen dialoog is maar een lange monoloog. Een lange blik op een verre vage toekomst , terwijl het hier en nu aandacht behoeft. Direct. Nu. Het wordt tijd dat de beleidsmakers in Brussel van hun luchtkastelen afdalen en het werkelijke debat aangaan met landbouwbevolking en publiek. Alleen dan komt er een toekomst gerichte landbouwpolitiek. Mét boeren.
Sieta van Keimpema, voorzitter