Brussel vrijdag 17 juni 2011auteur: Sieta van Keimpema
Week 24 - Voedselzekerheid en marktpositie
Week 24 - Voedselzekerheid en marktpositie
Als we voor de DDB of de EMB naar Brussel reizen, moet de reis efficiënt zijn. Deze week lukte dat bijzonder goed: op dinsdag reis ik rond het middaguur naar Brussel (geen files) voor een gesprek met het Portugese parlementslid Capoulas Santos. Woensdagochtend om 7.30 uur neem ik deel aan het ontbijtdebat over voedselzekerheid in het EU parlement, ga vervolgens naar het EMB kantoor voor de EMB bestuursvergadering tot ik samen met EMB bestuur Willem Smeenk om 17.15 uur een gesprek heb in het Europees Parlement met het Bulgaarse parlementslid Stoyanov. Om 20.30 uur zit ik in het EMB kantoor een bijeenkomst met een Finse melkveehouderorganisatie voor tot we rond 23.30 uur de dag afsluiten.
Donderdag hebben we (delegatie EMB Bestuur) om 10.00 uur een gesprek in het kantoor van Euro Commissaris Ciolos met de heer Hausler (‘rechterhand’ van Ciolos) over de vorderingen van het Melkpakket, vergader ik daarna met de EMB-werkgroep Melkbundeling en Kostprijsberekening en rijd tegen 18.30 uur richting Beervelde (B) voor een lezing bij de Flemish Milk Board (nieuwste EMB-lid). Vrijdagochtend 3 uur stap ik vervolgens thuis weer uit de auto.
De aanwezigen tijdens het ontbijtdebat ‘Can the EU tackle the global food security challenge?’ (Kan de EU de uitdaging van de wereldwijde voedselzekerheid aanpakken?) van het Barilla Center for Food & Nutrition, moeten al vroeg de slaap uit hebben om deel te nemen aan dit belangrijke thema wat volgens het Ierse parlementslid en spreker Mairead McGuinness topprioriteit heeft binnen de Europese politiek.
De drie andere sprekers; Mario Monti (econoom en verbonden aan het Barilla Food Center), Tassos Haniotis (directeur AG AGRI voor economische analyses, perspectieven en evaluaties van de Europese Commissie) en Jo Swinnen (o.a directeur van het LICOS centrum voor instellingen en economische prestaties te Leuven) geven vervolgens hun visie op deze problematiek.
Al snel wordt duidelijk dat de oproep van McGuinness dat het probleem van de voedselzekerheid alleen opgelost kan worden als iedereen onbevangen en zonder politieke agenda aan de vergadertafel plaats neemt, in ieder geval niet is verstaan door een aantal sprekers. Ik vind vooral dat de heer Swinnen de problematiek zo zeer versimpelt dat hij de realiteit geweld aan doet. Zo stelt hij dat hij niets meer van de wereld begrijpt: eerst was er armoede door lage landbouwprijzen en nu zou er armoede zijn door te hoge prijzen voor voedsel. Een dergelijke opstelling vind ik niet oplossingsgericht: feit is dat 85% van de mensen die wereldwijd in armoede leven, boer is. Deze mensen worden echter net zo goed geraakt door de verhoging van de voedselprijzen voor eindproducten. Een hoge prijs voor een eindproduct betekent nog niet dat de producenten van de ‘grondstoffen’ van voedselproducten daar werkelijk beter van zijn geworden. Het LEI onderzoek naar de margeverdeling in de voedselketen toont dat ook opnieuw aan. Zoals ik ook inbreng in het debat.
Een medewerker van Kelloggs vraagt zich af of de oplossing van de voedselzekerheid niet kan liggen in afschaffing van alle quota op voedselproductie. En gaat daarmee volledig aan de problematiek voorbij. Vrije productie betekent prijsvolatiliteit waarvoor voedselproducenten middels de opbrengstprijs worden afgestraft. Wie niet bereid is om voedselproducenten een eerlijke prijs en toekomstperspectief te bieden met een verbeterd politiek landbouwbeleid, zal zich in de nabije toekomst nog veel meer zorgen moeten maken over voedselzekerheid en de effecten die dit heeft op onze maatschappij en economie. Ik miste de jonge boeren organisatie in dit debat, die juist op dit terrein veel aan de discussie bij kan dragen.
In het gesprek donderdag, met de heer Hausler werd duidelijk dat de lobby van de EMB betreffende de noodzaak voor een monitoringscommissie die de marktbewegingen en de kostprijsontwikkelingen bijhoudt, door is gedrongen. Er komt een dergelijke commissie. De EU is de enige regio in de wereld die nog niet aan marktmonitoring doet op permanente basis. In de VS,Canada, Nieuw Zeeland enz. enz. worden de marktbewegingen permanent bijgehouden om adequaat op marktbewegingen te kunnen reageren. Daarnaast biedt marktmonitoring een stuk transparantie in de markt en de marges.
De risico’s die de Europese voedselproductie loopt als er niet adequaat op de markt wordt gereageerd bij een verdergaande liberalisering, is groot. En dat hebben de beleidsmakers eindelijk begrepen.
Of de monitoringscommissie in de vorm zoals de Europese Commissie die in wil gaan stellen, werkelijk voldoende bij zal gaan dragen aan de verbetering van de positie en de marges voor melkveehouders, is nog niet te zeggen. Daarom blijven we beleidsmakers wijzen op hun theoretische zicht op zaken en hoe het beleid in de praktijk uitpakt.
Beleidsmakers willen rapporten en contracten in handen hebben die duidelijk maken wat we bedoelen. En die leveren we: de DDB heeft het LEI onderzoek naar de marges in de ketens wat in opdracht van de Rabobank is uitgevoerd, laten vertalen in het Engels omdat leden van de Europese Commissie en het Europese Parlement dit graag willen inzien. Volgende week ontvangen ze de vertaling. En ondertussen werken we aan de ontwikkeling van een algemeen geaccepteerde kostprijsberekening voor melkproductie.
Zo laten we betreffende voedselzekerheid en de verbetering van de positie van voedselproducenten niets aan het toeval over.
Sieta van Keimpema, voorzitter