maandag 5 oktober 2015
Fosfaatrechten móeten helemaal niet van Brussel
De Nederlandse inzet voor de fosfaatparagraaf uit de Nitraatrichtlijn is nagenoeg volledig gericht op het niet overschrijden van de fosfaatproductie in 2002 (het fosfaatplafond). Dit zou Brussel van ons land eisen voor het behoud van de derogatie. De voorzitter van het Nitraatcomité van de Europese Commissie stelt echter dat verbetering van de waterkwaliteit de eis is voor behoud van derogatie, en het fosfaatplafond niet is vastgespijkerd. “De Nederlandse autoriteiten kunnen ons altijd verzoeken om het plafond te wijzigen, uiteraard wel onderbouwd met redenen. In de afgelopen tien jaar hebben wij echter geen signalen ontvangen van Nederland, dat dit plafond niet meer actueel zou zijn.”
Ook bestrijdt het Nitraatcomité de in Nederland heersende gedachte dat ‘Brussel’ eisen oplegt voor de mestwetgeving. “Lidstaten geven zelf aan op welke wijze zij willen toewerken naar de doelen in de Nitraatrichtlijn, wij toetsen slechts of die werkwijze voldoende vertrouwen geeft.”
Verder reageert het Nitraatcomité verrast op de systematiek van fosfaatrechten die Nederland wil invoeren. “Wij zijn hierover nog niet geïnformeerd door Nederland en vragen ons af of deze in voldoende mate gaan bijdragen aan het behalen van de waterkwaliteitsdoelen van de Nitraatrichtlijn.”
Dit alles blijkt uit een gesprek op initiatief van de Dutch Dairymen Board, dat een delegatie van de Dutch Dairymen Board en de Nederlandse Melkveehouders Vakbond met het Nitraatcomité van de Europese Commissie voor Milieu te Brussel voerde. Het gesprek vond plaats op 22 september jongstleden. Met dit gesprek wilden de organisaties meer duidelijkheid krijgen over de voorwaarden voor derogatie en over de wijze van informatieverstrekking door de Nederlandse ministeries van EZ en M&I aan het Nitraatcomité.
Waterkwaliteit het doel
De voorzitter van het Nitraatcomité maakte direct duidelijk dat het hoofddoel van de Nitraatrichtlijn de waterkwaliteit betreft. Alleen als de hoofddoelstelling: handhaving en verbetering van de waterkwaliteit, niet in het geding komt, kan derogatie worden verleend.
De afvaardiging van het Nitraatcomité was zeer goed op de hoogte van de situatie in Nederland. Zij gaven aan veel vertrouwen te stellen in de informatie, die de Nederlandse autoriteiten regelmatig bij het Nitraatcomité aanleveren. Uit die informatie blijkt dat zo’n 90 procent van het Nederlandse water van slechte kwaliteit is en dat het nog decennia gaat duren voordat de waterkwaliteit voldoende is verbeterd. “Nederland heeft een groot probleem met de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater en staat nog ver af van de gewenste situatie”, aldus het Nitraatcomité. De vervuiling betreft vrijwel geheel Nederland, dit in tegenstelling tot veel andere landen, waar de normoverschrijdingen vaak regionaal zijn. “Dit is de situatie zoals de Nederlandse autoriteiten die bij ons hebben geschetst”, aldus het Nitraatcomité.
Het Nitraatcomité beschikt niet over wetenschappers die de berekeningsmethodes van de lidstaten op correctheid testen. Men gaat er van uit dat de gegevens die door Nederland aangeleverd worden de juiste zijn.
Derogatie
Derogatie is de uitzondering op de aanwendnormen (anders dan de vastgestelde 170 kg) en niet een uitzondering voor het behalen van de in de wetgeving vastgelegde waterkwaliteit. De nationale overheid moet aantonen dat de derogatie geen negatieve invloed heeft op de waterkwaliteit.
Het actieprogramma moet waarborgen dat derogatie de doelstellingen van de waterkwaliteit niet nadelig beïnvloedt. De EU richtlijnen laten uitzonderingen (derogatie) toe op grond van klimaat, grondsoort of management zoals bijvoorbeeld, een lang groeiseizoen of opbrengend vermogen van de grond. Dit kunnen redenen zijn voor toekenning van de derogatie. Echter er moet objectief gemeten kunnen worden en doelen moeten definieerbaar zijn.
Volgens het Nitraatcomité is Nederland een uniek land binnen de derogatie. Nederland combineert een hoge veedichtheid met een hoge standaard van landbouw. Omdat Nederland goed heeft kunnen onderbouwen dat ondanks die hoge vee-intensiteit, toch verbetering van de waterkwaliteit plaatsvindt, is derogatie verleend. “Bij het verlenen van derogatie wordt gekeken naar de robuustheid van het actieprogramma. Dat moet vertrouwen geven bij het Nitraatcomité en ook bij de andere lidstaten want die praten er ook over mee.”
Men geeft aan dat de Nederlandse derogatie niet alleen is gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit, maar ook wordt gebruikt als tool voor ‘surplus management’ (terugbrengen mestoverschot). Nederland is de enige lidstaat die de derogatie hiervoor mede inzet.
Dierrechten en fosfaatrechten
Toen de Nederlandse vertegenwoordigers voor de periode 2006-2009 een aanvraag indienden voor derogatie, vermeldden zij in Brussel dierrechten te hebben voor varkens- en pluimvee. Het advies van het Nitraatcomité destijds was, om die vooral niet af te schaffen, maar ze te behouden.
Nederland is destijds onder andere met het Nitraatcomité overeen gekomen een productieplafond voor fosfaat en stikstof in te stellen, met als referentiejaar 2002.
Op de vraag van de DDB/NMV delegatie of dat plafond niet achterhaald is, gezien de grote progressie die Nederland in de afgelopen 13 jaar heeft geboekt op het gebied van bemesting en landbouw reageert het Nitraatcomité met de opmerking dat voor hen het fosfaatplafond een “harde” conditie, een “safeguard” is voor het behalen van de doelen voor waterkwaliteit ,maar dat dit fosfaatplafond is aangedragen door de Nederlandse overheid en in onderling overleg vastgesteld.
Men weet dat Nederland veel vooruitgang heeft geboekt in techniek en in het vinden van een balans tussen efficiënt bemesten en beïnvloeding van de waterkwaliteit, aldus het Nitraatcomité, de Nederlandse autoriteiten hebben echter nog geen voorstel bij het Nitraatcomité ingediend om het referentiejaar of de hoogte van het plafond aan te passen.
Het plafond kan wel worden aangepast, aldus het Nitraatcomité, maar dan moet het verzoek daartoe natuurlijk goed zijn onderbouwd en robuuste waarborgen geven voor de waterkwaliteit. Het Nitraatcomité benadrukt geen eisen op te leggen aan lidstaten. “Lidstaten komen zelf met voorstellen, wij beoordelen die in het kader van de milieudoelstellingen.”
Het Nitraatcomité reageert verrast, wanneer de DDB/NMV delegatie de Europese visie vraagt op de Nederlandse plannen omtrent de instelling van fosfaatrechten. “De Nederlandse autoriteiten hebben ons nog niet laten weten een dergelijke systematiek te willen opzetten. Wij zijn zeer benieuwd welke waarborgen deze systematiek gaat opleveren voor de milieukwaliteit en zullen Nederland daarover vragen stellen.”
Politiek
De Comitévoorzitter geeft op onze vraag wat de rol van de politiek is aan dat deze een belangrijke rol speelt in de derogatieverlening. “De lidstaten praten mee over verzoeken van andere landen.” Dat dit een nog grotere rol gaat spelen bij slechtere melkprijzen en een situatie van overproductie, sluit de Comitévoorzitter zeker niet uit.
Op de vraag naar een advies om de derogatie te behouden legt het Nitraatcomité uit, dat Nederland er voor moet zorgen dat er geen ogenschijnlijk concurrentievoordeel uit het voorstel volgt ten opzichte van buurlanden en/of landen in de EU. Daardoor zou men Nederland de derogatie toekenning kunnen misgunnen en een tegenstem geven. (Een opmerking die niet moet worden onderschat met het oog op de door een aantal partijen uit de zuivelsector gewenste Kringloopwijzer, die zich wel op een concurrentievoordeel richten).
Ook de mogelijkheid om in de toekomst de export van Nederlandse mest in mindering te brengen op het fosfaatplafond, wat nu nog niet gebeurt, blijkt politiek te zijn. Alle omliggende landen hebben een mestproductieoverschot en hebben geen behoefte aan een Nederlandse belasting van hun markt.
Gebrekkige communicatie en transparantie
De gebrekkige communicatie van de Nederlandse autoriteiten over de mogelijkheden die ‘Brussel’ biedt binnen de Nitraatrichtlijn, wekt verbazing bij de DDB. Het mantra “moet van Brussel” blijkt niet juist!
Ook is onduidelijk waarom een aantal jaren geleden door de Nederlandse autoriteiten is besloten over te stappen op een andere manier van watermonstername: van gefilterde naar ongefilterde monsters (monsters met waterplantenresten en kleine diertjes) die een veel hogere fosfaat- en nitraatconcentratie opleveren en een extra belasting zijn voor de Nederlandse veehouderij, terwijl Brussel geen voorwaarden stelt aan de meetmethode.
Tevens geven de Nederlandse autoriteiten geen duidelijkheid over de herkomst en invloed van specifieke niet-landbouw-bronnen die door Nederland wel aan de landbouw worden toegerekend. Waardoor de veehouderij onterecht wordt afgerekend op vervuilingsbronnen waar zij geen invloed op kunnen uitoefenen.
Het gebrek aan wetenschappelijke nieuwsgierigheid waarom de grote inspanningen die de veehouderij inmiddels heeft geleverd (een vermindering van 30% van de plaatsingsruimte voor mest en 35% minder kunstmestgift) geen significante verbeteringen heeft opgeleverd voor de waterkwaliteit is de DDB evenals het Nitraatcomité, een raadsel.
Wel stellen wij vast, dat de instanties die de wijze van monstername bepalen en uitvoeren in opdracht van de Nederlandse autoriteiten - de Waterschappen samen met LTO Nederland belanghebbenden en uitvoerders zijn van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer dat de komende zes jaar ruim 300 miljoen euro mag besteden aan projecten om de waterkwaliteitsdoelen te laten behalen door de agrarische sector onder de huidige Nederlandse voorwaarden. Waarbij al duidelijk is, dat deze doelen niet gehaald zullen worden zolang de belasting door de niet-landbouwbronnen niet inzichtelijk wordt gemaakt en gespecificeerd.
Door de mogelijkheden binnen de Nitraatrichtlijn niet te benutten, een eigen koers te varen ten aanzien van fosfaatrechten en geen transparantie te bieden over de bronnen die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden, brengt vooral Den Haag de volgende derogatie in gevaar!
Namens het DDB-bestuur,
Sieta van Keimpema, voorzitter