woensdag 9 maart 2016

Kansen nieuwe derogatie miniem door onbehoorlijk bestuur Economische Zaken

De langstdurende 1 aprilgrap in de zuivelsector die “vrij melken vanaf 1 april 2015” heette, is op 3 maart j.l. afgesloten met een nieuw quotum voor melkveehouders - de fosfaatrechten -  en zal, met de invulling daarvan zoals voorgenomen door staatssecretaris Van Dam, vooral de geschiedenis ingaan als de duurste grap en blunder voor de Nederlandse melkveehouders.

Wat de Kamerbrief “Nadere invulling van het stelsel van fosfaat voor melkvee” d.d. 3 maart 2016,  waarin als ‘fosfaatrechten’ vermomde ‘dierrechten’ voor de melkveehouderij worden toegelicht duidelijk maakt, is dat de staatssecretaris van Economische Zaken geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor het onbehoorlijk bestuur, dat ten aanzien van de fosfaatkwestie is verricht door diverse ministers en staatssecretarissen in het verleden en deze onverantwoordelijke voortgangswijze zelfs verder wenst te prolongeren.

Verantwoordelijkheid

Door de Nederlandse overheid zijn er na 2006 veel meer vergunningen verleend voor stallenbouw en uitbreiding van de melkveestapel, dan waar, door de afspraken over het fosfaatplafond, milieutechnisch ruimte voor was. De Nederlandse overheid is zich daar zeker van bewust geweest, getuige uitkomsten en conclusies in rapporten en evaluaties die in opdracht van diverse ministeries op dit vlak zijn verricht. Onder andere een wijziging van de Meststoffenwet waardoor dierrechten voor varkens- en pluimveehouders niet werden afgeschaft, getuigd daarvan evenals zinsneden over de functie van het melkquotum op het beperken van de mestproductie van melkvee in de evaluatie van het mestbeleid 2013. Daarmee is de Nederlandse overheid direct verantwoordelijk te stellen voor de nu ontstane problemen ten aanzien van de overschrijding van het fosfaatplafond.

Juridische consequenties afroming en gelijkheidsprincipe

De DDB is van mening, dat van afroming en kortingen geen sprake kan zijn aangezien de overheid niet zomaar aan verleende vergunningen mag tornen mits daar een redelijke schadevergoeding tegenover staat. Het Advies van de Raad van State W15.15.0203/IV lijkt dit te onderschrijven. 

Tevens is de staatssecretaris voornemens het “gelijkheidsprincipe” geweld aan te doen door wel de latente ruimte van grondbezitters te belonen middels extra fosfaatrechten terwijl hij de latente ruimte binnen verleende vergunningen niet wil verzilveren. De DDB zal deze punten met een jurist verder bestuderen.

Voorlichting Kamer op punten onjuist

In verband met de voorgestelde fosfaatrechten, voerde de DDB op 8 maart j.l.  een gesprek met een zware delegatie van het Nitraatcomité in Brussel omtrent de voorwaarden van de huidige derogatieregeling en voorwaarden voor een eventueel volgende derogatie. Uit de informatie die het Nitraatcomité aan de DDB bestuurders gaf blijkt,  dat de voorstelling van zaken door staatssecretaris Van Dam in zijn brief aan de Kamer op punten onjuist is.

Zo is de term “verlenging van de derogatie” onjuist. De huidige derogatie vervalt per 31-12-2017. Vanaf  1 januari 2018 vervallen daarmee ook alle rechten die voortvloeien uit de huidige derogatie. Om opnieuw voor derogatie in aanmerking te komen, moet Nederland tijdig en opnieuw een verzoek doen.

2016 Is echter ten aanzien van de huidige derogatie het rapportagejaar voor Nederland bij het Nitraatcomité. Nu Nederland het fosfaatplafond in 2016 overschrijdt, is er een juridisch probleem voor Nederland ontstaan. Herstelpogingen via (generieke) afroming in 2017, of afroming bij verkoop na inwerkingtreding van de wet om “op die manier de totale fosfaatproductie in Nederland in 2018 te borgen in overeenstemming is met het fosfaatproductieplafond”, zijn daarmee dus te laat en onvoldoende om aan te tonen in ‘Brussel’, dat de Nederlandse overheid de juridisch vastgelegde overeenkomsten binnen de  derogatie, heeft nageleefd!

Laks

De Nederlandse overheid heeft kostbare tijd verloren met de instelling van een regiegroep die zich vooral onderscheidde door het ontbreken van regie. En is nog steeds laks omdat de aanwas van vee vanaf 2 juli 2015 niet direct wordt aangepakt en teruggedrongen. Evenals het feit dat de overtollige veestapel (4% overtollige fosfaatproductie) al vóór de rapportage in 2016 moet zijn teruggedrongen gezien de grote risico’s voor de Nederlandse veehouderij: sancties door het niet behalen van wettelijk overeengekomen doelen met het Nitraatcomité en de Europese lidstaten, kunnen de Nederlandse melkveehouderij duur komen te staan. Door onbehoorlijk bestuur van het ministerie van Economische Zaken!  

Ook de door staatssecretaris Van Dam in zijn brief vermelde inzet voor nieuwe gesprekken met het Nitraatcomité, geeft een scheef beeld van wat zowel juridisch als technisch (tijdspad) mogelijk is. (Over verdere uitkomsten van het gesprek met het Nitraatcomité in Brussel, volgt een afzonderlijk persbericht).

Wettelijk kader

Om zo snel mogelijk te voldoen aan de verplichtingen binnen de derogatie die de Nederlandse overheid met het Nitraatcomité en de Europese lidstaten is overeengekomen, sancties vanuit ‘Brussel’ te voorkomen, én recht te doen aan de veehouders die binnen de aan hen verleende vergunningen hun bedrijf hebben gevoerd, blijft er binnen het wettelijke kader slechts één optie over: de overheid zal zo snel mogelijk fosfaatruimte op moeten kopen via een opkoopregeling.    Als de vergoeding en belastingtechnische voorwaarden binnen deze opkoopregeling gunstig genoeg zijn, zal Nederland binnen enkele maanden aan al zijn verplichtingen kunnen voldoen en tevens zijn rapportage aan het Nitraatcomité in 2016 in goede banen kunnen leiden. Een eventuele volgende derogatie hangt hier van af! 

De DDB roept de Nederlandse volksvertegenwoordigers op om per direct maatregelen te eisen van staatssecretaris Van Dam en het ministerie van Economische Zaken. Om er voor te zorgen dat er geen financiële gevolgen voor melkveehouders voortvloeien uit het onbehoorlijk bestuur van deze beleidsmakers én aan de voorwaarden van de huidige derogatie wordt voldaan. Om een economische ramp voor de Nederlandse melkveehouders bij verlies van derogatie te voorkomen. De toekomstperspectieven van de Nederlandse melkveehouders hangen hiervan af.